Villa Bevilacqua - Verona Italia

Metzo College - Doetinchem Holland

gevel detail Metzo College

It Is Not Genuises What We Need Now 2 1 Pdf
PDF – 44,1 KB 67 downloads

Artikel van de Catalaanse architect José Antonio Coderch uit 1961 " It Is Not Geniuses What We Need Now "

José Oubrerie en Le Corbusier in het Atelier S35 (Rue de Sevres Parijs) in 1959  De  achterwand is een wandschildering van Le Corbusier zelf in een vormentaal die te herkennen is in zijn architectuur. De artiest als architect. Het was de tijd dat tekeningen op de tekentafel uitgewerkt werden en maquettes als studieobjecten gemaakt werden. Het atelier als laboratorium... Orde én Chaos...

Een herkenbaar beeld uit mijn eigen carriere...

Villa Savoye te Poissy (nabij Parijs) 1929. Een modernistisch icoon, een manifest van de 5 punten van Le Corbusier: 1. bouwwerk op pilotis (kolommen), 2. fenetre longeur (brede vensters tbv optimaal daglicht in ruimte), 3. toit-jardin (platte dak met daktuin), 4. facade-libre (vrij indeling van de gevel, doordat gevel niet dragend is uitgevoerd) en 5. plan-libre ( vrij indeling van de bouwlagen door een constructief skelet principe)

Kapel te Ronchamp in de Elzas Frankrijk 1955. Een plastische en expressieve benadering van architectuur: een periode van Le Corbusier waarin hij intensief alle kunstvormen in een nieuwe benadering op elkaar afstemde: architectuur/schilderkunst/poezie/ tapijtkunst/houten en betonsculpturen...Voor vele navolgers een schok, voor anderen een nieuwe weg...

Woongebouw Unité d'Habitation in Marseille 1952. Zijn eerste woongebouw reeds ontwikkeld vóór WOII. Wooncellen (met een eigen kleuraccent) met een ontsluiting van een rue interieur (inwendige gang), beton brise-soleil (zonnescherm), pilotis ( kolommen - het gebouw "opgetild"  en de vrije ruimte doorlopend onder het gebouw). Een winkelzone op een tussenverdieping en een dakterras met voorzieningen (oorspronkelijk een atletiek baan, een gymzaal , klein theater en kleuterschool). Een autonoom bouwdeel als een stad....Een experiment waar de betekenis uitéénlopend is: van Maison du Fada (gekkenhuis) tot ikoon van het Modernisme...

De pilotis van de Unité van Marseille in een expressieve vorm: Het gehele gebouw casco in in het werk gestorte betonconstructie. De woningen zijn gescheiden door lichte scheidingswanden van houten framewerk met geluids-isoltiedekens en afwerking triplexbeplating. Daarnaast zijn zoveel als mogelijk beton prefab elementen toegepast en vloeren van lichte staal profielen uitgevoerd. De opzet was een goedkope uitvoering te realiseren, maar uiteindelijk is het budget dramatisch overschreden.... Het is niet voor niets dat dit type nauwelijks navolging heeft gekregen (er zijn er slechts 5 gerealiseerd: 4 in Frankrijk : na Marseille, één in Nantes-Rézé, één in Briey en de laatste in Firminy, de andere Unité is in Berlijn gebouwd).  De opvolgende Unitéś zijn in een vereenvoudigd principe gerealiseerd: het niveau van Marseille is niet meer bereikt...Alle Unité's blijken vooral een leefbaarheid te hebben voor een kleine groep enthousiastelingen: mensen die affiniteit hebben met de modernistische leefwijze en dat koesteren en zich hiermee identificeren.

In het Franse Firminy is één van de laatste ontwerpen van Le Corbusier en José Oubrerie gerealiseerd: een dependance voor het Museum van Kunsten in St. Etenne: oorspronkelijk bedacht als kerk. Een bijzonder bouwwerk: ik verwijs naar het onderstaand bestand: een artikel welke in 2007 werd gepubliceerd in het architectuurtijdschrift DAX.

Art Le Corbusier Dax 2007 Pdf
PDF – 1,8 MB 59 downloads

Publicatie DAX 2007 

Rodrigo Perez de Arce: woonhuis in de Italiaanse Campagna, waarin in de gevel archeologische vondsten zijn verwerkt, welke uit de nabije omgeving afkomstig zijn.

Rodrigo Perez de Arce: Een fragment in het paleis van de Romeinse keizer Diocletianus- het zicht op de getransformeerde westerlijke colonade van het Peristylium. Een invulling met een diversiteit van woningen.

Urban Transformations Rodrigo Perez De Arce Pdf
PDF – 12,7 MB 10 downloads

Bestand met de 3 artikelen van Rodrigo Perez de Arce

In GALERIE worden de meest uiteenlopende aspecten in het bouwen en architectuur aan de orde gesteld. Van tijd tot tijd worden nieuwe aspecten geplaatst, met de intentie om uiteindelijk te komen tot een overzicht over het bouwen en architectuur, getiteld "Overwegingen"

In een onwillekeurige volgorde wordt aan de orde gesteld:

1. GENIUS LOCI

2. DUURZAAMHEID

3. VERSCHIJNINGSVORM en MATERIALISERING

4. TYPOLOGIE, PATRONEN en ELEMENTEN

5. ORNAMENTEN en VERSIERING

6. SPIRITUALITEIT

7. GEOMANTIE

8. UNICITEIT

9. LE CORBUSIER

10. CULINAIR

11. STEDEBOUW of STEDENBOUW ?

12. TRANSFORMATIE in het bouwen en architectuur / stedenbouw

13. BOUWKUNST, BAUKUNST, BYGGEKUNST, BYGGNADSKONST,   ARCHITECTUUR, ARCHITECTURE,ARQUITECTURA, ARCHITETTURA, ARCHITEKTUR, ARKITEKTUR

14. MODERNITEIT versus TRADITIE

 

In voorbereiding

15. HET DETAIL in het bouwen en architectuur

16. HET BOUWPROCES

17. BIDONVILLES, SHANTYTOWNS, FAVELAS, SLOPPENWIJKEN....

18. LANDSCHAP en ARCHITECTUUR

1. GENIUS LOCI

GENIUS LOCI is een spiritueel fenomeen, dat oorspronkelijk van de Etrusken en Romeinen afkomstig was: vrij vertaald - de geest van de locatie of geest van de plek. 

Dit fenomeen wordt al geruime tijd in de vakliteratuur over architectuur benoemd, zonder dieper in te gaan op zijn betekenis. Het is de Italiaanse architect Aldo Rossi die in zijn uitgave L'Architettura Della Citta (1966) het begrip locus herintroduceert en het relateert aan de Genius Loci. Rossi trachtte vanuit een rationalistische benadering het fenomeen toe te lichten, maar gaf uiteindelijk toe dat de juiste verklaring niet te geven is, anders dan de erkenning dat de Locus er kennelijk is en het een wezenlijke betekenis heeft bij de vorming van de stad. Het is een typisch voorbeeld van het onbenoembare erkennen en aanvoelen, maar er verder niet op ingaan. Terwijl het er dan juist lijkt te gaan dat er een verklaring/ uitwijding wordt gegeven om de relatie van het bouwwerk met de Genius Loci/ Locus te verduidelijken.

Dat geldt ook voor de Noorse architect Christian Norberg-Schulz. Hij wijdt weliswaar verder uit over de Genius Loci in zijn uitgave Genius Loci - Towards A Phenomenology of Architecture (1979). Aan de hand van drie verschillende steden, t.w. Praag, Rome en Khartoum, ligt hij de specifieke topografische, klimatologische en culturele verschillen toe en verklaart deze uit de aanwezige Genius Loci, op een wijze die de stad de Genius Loci als het ware "uitbeeld". Ook Norberg-Schulz herkent en benoemt het onbenoembare en voelt de aanwezigheid ervan aan, maar komt tot een zekere abstractheid als verklaring. Rossi en Norberg-Schulz zijn vermaarde en respectabele architecten. M.n. Rossi heeft betekenisvolle architectuur laten ontstaan, waarin op zijn wijze een poëtische afstemming op de Locus heeft plaatsgevonden. Deze afstemming is echter het intuïtief  "tippen" aan de werkelijke betekenis van de Genius Loci. Het is alsof Rossi en Norberg-Schulz het wezenlijke en onbenoembare van de plek aanvoelen, maar zich door het irrationele karakter er zich niet aan willen overgeven...en vast zitten in hun resp. typologische en modernistische benadering van architectuur.

Om het fenomeen Genius Loci te begrijpen zal men de zaken juist moeten omdraaien. Vanuit het onbenoembare de Genius Loci verklaren en toelichten en van daaruit het bouwen en architectuur benaderen. Op deze wijze is Genius Loci onderdeel van een groter geheel i.p.v. een schijnbaar losstaand fenomeen. Wat ik hiermee bedoel is het beste te verduidelijken door een verwijzing te geven naar twee niet-westerse benaderingen. Deze traditionele benaderingen zijn de Indiase benadering van VASTU SHASTRA en de Chinese benadering van FENG SHUI. Beiden worden gekenmerkt door een afstemming op een Kosmische Orde en werking in en van energie, die FENG SHUI benoemd als CHI en VASTU SHASTRA benoemd als PRANA (voor de bouw/locatie is PURUSHA het werkende energie fenomeen). 

In de traditionele westerse benadering is een dergelijke energiewerking nauwelijks overgeleverd en daardoor ook niet bekend. Wel zijn voorbeelden bekend waarin een relatie met een spirituele beleving en de locatie/Kosmos te herleiden is. In de Etruskish / Romeinse cultuur werd het stichten van een nederzetting vastgesteld vanuit een midden. Het midden werd als een projectie van de Kosmos op Aarde beschouwd en van hier uit werd de Aarde in vier kwadranten verdeeld. Deze kwadraten werden gevormd door het trekken van een noord-zuid as (CARDO) en een loodrecht daarop getrokken oost-west as (DECUMANUS). Het midden  vormde het sacrale binnen de samenleving. De positie van het midden in het landschap had een relatie met de krachten/energie van de Aarde en de positie van de zon. Het werd o.m. vastgesteld door runderen te laten grazen op de beoogde plaats van vestiging. Priesters, of door de samenleving erkenden spirituele vertegenwoordigers, observeerden de plaatsen, waar de runderen veelvuldig vertoefden of zich op hun gemak schenen te zijn.  Ook werden dieren op een dergelijke plaats losgelaten, waar deze na zekere tijd geslacht werden voor onderzoek naar de lever. De priesters hadden het vermogen om de lever "te lezen" en conclusies te trekken over de plaats keuze. Dieren werden gebruikt om de kwaliteit van de locatie vast te stellen. Voor afscheiding / grensbepaling van de nederzetting werd een os gebruikt die deze door het ploegen van een voor tot stand bracht.  Een relatie met energiewerking is in bovengenoemde voorbeelden moeilijk vast te stellen, maar zal ongetwijfeld onderkend zijn geweest. 

Zoals aangegeven geloofden de Etrusken / Romeinen in het fenomeen Genius Loci, de geest van de locatie (maar ook als beschermgeest). Een spiritueel fenomeen, waarin een kracht/energiewerkend element zich manifesteerde in een locatie. In hoeverre dat als aardse energie of een kosmische energie werd ervaren is niet vast te stellen. Daarnaast is niet duidelijk of aangenomen werd dat de GENIUS LOCI reeds aanwezig was of dat deze gecreëerd werd door de rituelen van het stichten.

Wat in ieder geval van de Etrusken en Romeinen te herleiden is dat zij erkenden dat er op één of andere wijze aarde en kosmische krachten  werkzaam waren, welke t.a.v. de oprichting of vestiging van een nederzetting van belang waren. In de Griekse cultuur waren aarde krachten gerelateerd aan GAIA - De Moeder Godin. De kosmische krachten waren gerelateerd aan ZEUS - De Vader God. Symbolisch staan deze krachten voor respectievelijk het vrouwelijke en het mannelijke ofwel negatieve krachtwerking en positieve  krachtwerking. Krachtwerking of energiewerking werd "vertaald" of  "verklaarbaar" gemaakt door middel van een Godheid/ Godheden en eventuele Helpers. Mythen en legenden gaven de relatie tussen de God / Goden / Helpers en de mens weer en vormden de zingeving van het leven, ofwel de religie. Dit is een algemene omschrijving die voor elke cultuur van toepassing is.  De invulling van zingeving van het leven is voor iedere cultuur anders. Culturen van nomadische jagers/ verzamelaars vormden een andere zingeving dan culturen die sedentair / gevestigd zijn (landbouw) of semi-nomadische culturen (veeteelt). Klimaat en landschap/ bodemgesteldheid waren factoren die de religie "kleur" gaven. Het onbenoembare werd benoembaar.....Het dagelijks leven was volledig in afstemming met het onbenoembare.. Rituelen en symboliek gaf - naast pragmatische - het dagelijks leven "glans". Er was afstemming tussen de mens - natuur en kosmos... Afstemming tussen de mens en het bovennatuurlijke: spiritualiteit. 

Het bouwen is een fenomeen dat een primaire functie in een samenleving heeft: de aanzet naar het verblijven / het vestigen. Primaire functies zijn weer in afstemming met instituties van de samenleving, zoals het wonen, het besturen, de religieuze beleving, de handel.... Deze instituten zijn - als bijvoorbeeld - opgericht als woning, vergaderplaats, heiligdom, marktplaats... plaats van privé, plaats van samenkomst sociaal politiek (raadsgebouwen/ raadsplek), plaats van samenkomst economisch (markthal) en, bij meer ontwikkelde samenlevingen, samenkomst van ontspanning/ recreatie/ krachtmeting (theater, badcomplex en stadion). De bouwwerken of bouwsels waren specifiek afgestemd op deze instituties. Omdat de instituties waren afgestemd op de spirituele beleving van de samenleving, waren de bouwwerken ook onderdeel van de spirituele beleving. Het oprichten/ het vestigen had naast een pragmatische functie een gelijkwaardige spirituele intentie. Het bovengenoemde voorbeeld van de Etrusken en Romeinen geeft dat al aan. 

Bij de Kelten (en Germanen) is door overlevering, traditie en spirituele kennis bekend dat zij een zeer grote waarde hechtten aan natuurkrachten/ energiewerking van de natuur. Zo ervaarden door de Keltische samenleving erkende priesters/schouwers, energiewerking van  leylijnen en leycentra: kracht/energielijnen die als rechte lijn in het landschap "liggen" en bij doorkruising energieknooppunten vormden/vormen, vergelijkbaar met de door FENG SHUI benoemde "drakenlijnen". Energie werd gelijkgesteld met een fenomeen als God of Godin, in afstemming met (harmonisch of disharmonisch) positief of negatief werkende energie/kracht. De energie/krachtwerking werd ten behoeve van de samenleving benut, door juist deze locatie af te schermen en er, zo dat gewenst was,  bouwwerken te plaatsen. Het fenomeen leylijnen/leycentra is geen specifiek Keltisch fenomeen. Alle culturen interpreteren deze op eigen wijze. Ook de Islamitische culturen hebben deze overgenomen van een pre-Islamitische cultuur. Zoals bij de christelijke culturen is de uitoefening veelal omgeven door specifieke rituelen en magie, die niet in lijn zijn met het dogma van geloof. Kennelijk werd de diepgaande betekenis van leylijnen/leycentra onderkend en oogluikend toegestaan door de geloofs autoriteiten... 

Ook in de huidige tijd hebben hooggevoelige personen aanvoeling van deze energielijnen en energieknooppunten. Wij noemen deze personen tegenwoordig geomanten. Geomanten hebben vastgesteld dat in Europa de christelijke kerken, kapellen en kloosters van oorsprong gevestigd werden op heiligdommen die gebruikt werden door Kelten en/of Germanen. Het voert te ver om hierover verder uit te wijden. De richting van dergelijke bouwwerken werden afgestemd op de richting van de Leylijn. Dat betekent dat de lengterichting van een kerk niet zonder meer georiënteerd was naar het oosten of naar Jerusalem. 

Geomanten hebben naast de harmonisch werkende leylijn krachten ook inzicht in de werking van disharmonische krachten/energie, zoals ondergrondse waterstromen of tellurische energie. Ook de kennis hierover was onderdeel voor het bouwen. Bij de eerder genoemde niet-westerse VASTU en FENG SHUI hadden geomanten een gelijkwaardige kennis en inzicht. Wij kunnen dan ook veronderstellen dat situering van bouwwerken in het algemeen (en die met een heilige functie in het bijzonder) afgestemd waren met de energiewerking/ krachtwerking van de aarde en kosmos. Dat verklaart veelal de oriëntatie van een gebouw in het landschap of op de locatie. Een schijnbaar "scheef" geplaatst bouwwerk had geen betekenis in de esthetische zin, zoals in de Renaissance en modernistische benadering gebruikelijk is.

GENIUS LOCI werd in vroegere tijden gekend als een op locatie/streek werkende energie/kracht in de vorm van een God/Godin. Deze gaf de locatie/streek haar specifieke en eigen karakter. In de huidige tijd kunnen wij de GENIUS LOCI beschouwen als het specifieke en eigen karakter van de locatie, ontstaan in loop der tijd door op de locatie aanwezige krachten en energievelden.

Essentieel is het gegeven dat ieder mens de potentie heeft om door zijn/haar energiewerking de GENIUS LOCI te beinvloeden: in positieve wijze, maar ook in negatieve wijze (oorlogen/massa-slachtigingen/abattoirs...). De TRIADE is wederom het instrument om juist op positieve wijze een bijdrage te leveren, de locatie te voorzien van leefbare energie en negatieve energie te transformeren: dat is de bijdrage van het juiste bouwen en architectuur. Het bouwen zal altijd een verstoring van de locatie/natuur zijn. De uitdaging is om hier met de meest zorgvuldigheid mee om te gaan.

 

 

2. DUURZAAMHEID 

Duurzaamheid verwijst enerzijds naar een eigenschap van langdurig goed blijven van een product en anderzijds naar een verantwoord omgaan met het milieu en energiebronnen. Vanuit een bewustzijn van de triade KOSMOS - NATUUR - MENS is het benoemen van duurzaamheid overbodig, omdat beide bovengenoemde aspecten reeds onderkend zijn in de uitwerking van de triade. Transformatie is een wezenlijk aspect in de triade. Het kennen van het aspect transformatie geeft aan dat duurzaamheid een beperking heeft. In dat opzicht is het onderkennen van tijdelijkheid en daarop af te stemmen vervolgproces ook een wezenlijk onderdeel in duurzaamheid.

Duurzaamheid heeft een directe afstemming op de natuur en het milieu. De natuur lijkt complex, maar als men dit goed bestudeerd, blijkt de schijnbare complexheid juist niet complex te zijn, maar efficiënt, consequent en logisch. Daarnaast is transformatie een wezenlijk fenomeen in de natuur.

De uitwerking van bouwwerken in wat men duurzaamheid benoemt zijn echter in lijn met de modernistische benadering: complex, inefficiënt, inconsequent, onlogisch en kostbaar. Een modernistisch bouwwerk is een op zichzelf staand object, dat geen transformatie wenst te ondergaan.

Kostbaarheid is geen aspect in de natuur.  Kostbaarheid is een gevolg van manipulatief, pretentieus, onlogisch, inefficiënt en complex handelen van de mens..

Wij kunnen niet anders dan concluderen dat "onze" duurzaamheid, geen afstemming heeft op de natuur...En de afstemming op het milieu? Het bouwen heeft altijd invloed op het milieu. Ondanks goede bedoelingen heeft men nog steeds geen grip op het verantwoord omgaan met aspecten in de bouw die schadelijk zijn voor het milieu. Men heeft hoog ingezet op het fenomeen Cradle To Cradle, maar ook deze doelstelling bleek toch te hoog gegrepen...

Kritiek op onze huidige westerse modernistische benadering van het bouwen en architectuur wordt niet op prijs gesteld. Men staat open voor innovatie en progressie, echter zolang het past en een bijdrage levert in haar eigen benadering en haar eigen identiteit. Velen zijn ook tot inzicht gekomen, dat deze benadering uiteindelijk onheilzaam is en zal zijn. Ook zij geven aan dat een nieuwe benadering noodzakelijk is.

Duurzaamheid is een woord dat maar al te graag in marktwerking wordt gebruikt om een zogenaamde juiste intentie te tonen. Daarnaast is onwetendheid een factor die zijn uitwerking heeft. 

Een voorbeeld betreft het fenomeen FSC (Forest Stewartship Council) en certificering. De opzet van FSC is vanuit een goede intentie opgezet, maar door onwetendheid en marktwerking is een "vertroebeld" fenomeen ontstaan, die een beperkte en misleidende invloed op het milieu heeft. Alleen al de gedachte dat wij, het door diverse instanties bepaalde, duurzaam beheerde (FSC) hardhout - bijv dark red meranti-  uit zuid-oost Azie importeren en dat massaal in onze leefomgeving toepassen moet ons te denken geven... De energie (en extra kosten) van vervoer? Kosten van beheer en kwaliteits-waarborging (met de nodige manipulatie) Consequenties van massale ontbossing? ...Wat is de eigenheid - het wezen - van een boom die groeit in een wezenlijk verschillend milieu als het onze? Zijn energiewerking? En de consequenties van (energie)werking van de toepassing in onze leefomgeving die totaal afwijkt van zuidoost Azië...? Zal het bouwen in zuidoost Azië beter gebaat zijn om juist daar haar eigen "FSC" hout op een grotere schaal toe te passen...?

Bekijkt men bijvoorbeeld een kozijn dat gemaakt is van dark red meranti naast die van een gelijkwaardig kwalitatief grenen kozijn - naaldhout uit ons leefmilieu-  en let men dan op de bewerking van het hout en de detaillering en afstemming van een duurzame afwerking, dan zal de vakman de verschillen en zijn voorkeur uitspreken...Het is hier dat  kwaliteit van het product door het juiste materiaal en vakmanschap samenkomt. Duurzaamheid vormt zich in eerste instantie in de geest; de intentie...daarna volgt het handelen en uitwerking. Hoogbouw met veel glas/beton/staal en inpassing van groen/natuur in de gevel, tot op grote hoogte, welke op een kunstmatige wijze in stand gehouden moeten worden, staat ver af van duurzaamheid. De Intentie is in dit voorbeeld niet anders dan hoogbouw met een groen "jasje".. en geen duurzaam gebouw...Daarnaast gaat men volledig voorbij aan de hoge kosten, benodigde energie én de afhankelijkheid van techniek in deze vorm van bouwen...

 

3. VERSCHIJNINGSVORM en MATERIALISERING

Middels twee in vorm, materialisering en in pretentie sterk contrasterende gebouwen is de betekenis van het gebouw te verduidelijken.

Het gaat om het vergelijken van een bouwwerk in een modernistische benadering van bouwen en architectuur en een bouwwerk in een traditionele benadering van bouwen en architectuur. Weliswaar een vergelijk van twee meest uiteenlopende bouwwerken, maar het is hier dat het vergelijk in de benadering van de TRIADE duidelijk wordt.

In de huidige tijd wordt in eerste instantie gekeken naar duurzaamheid. Wat betekent duurzaamheid in een vergelijk van deze twee bouwwerken?  Feit is dat, na bijna drie eeuwen,  Villa Bevilacqua nog steeds betekenis heeft, ondanks een zekere aftakeling. De aftakeling (een aspect die nimmer ter sprake komt in relatie met duurzaamheid) van het Metzo College is reeds begonnen: zie gevelfragment. Hiervoor is geen excuus mogelijk: ontoereikende detaillering en materiaalgebruik, in combinatie met een gezochte vorm en ontkenning van het klimaat....Hoe anders in vergelijk met Villa Bevilacqua: een gebouw zonder pretentie, die reclame en transformatie laat ondergaan, met behoud van karakter en verschijningsvorm....

De betekenis waar het werkelijk om gaat zal een betekenis zijn voor de samenleving, m.n. als het een bouwwerk betreft die een publieke functie heeft. Het willen  "scoren" met een bouwwerk in de zin van het tonen van een zekere artisticiteit en/of intellect van de ontwerper/architect is een valkuil....Maakbaarheid heeft alleen zijn waarde indien men weet hoe "iets" werkt...en niet als men pretendeert te weten dat het "zal moeten gaan werken"... De essentie van hoe "iets" werkt is - in dit voorbeeld-  gelegen in het begrijpen van het Villa Bevilacqua als een bouwwerk, dat is gebouwd in een klassieke (traditionele) vormentaal. Deze taal is voor een ieder te begrijpen, te ervaren en te beleven... Dit in tegenstelling tot het bouwwerk van het Metzo College... Een bouwwerk dat voor  een kleine groep betekenis heeft. Een kleine groep van architectuur betrokkenen die een betekenis van bouwwerken voor de gehele samenleving vaststelt: een betekenis die geheel in afstemming is op een modernistische benadering van bouwen en architectuur, terwijl de samenleving de lessen van de klassieke vormentaal nog steeds als betekenisvol ervaart! De vraag is dan ook waarom dat zo is? Het is nog steeds een vraag waar nog geen juist antwoord op wordt gegeven door architectuur betrokkenen...NOVIOTECTO leidt naar het antwoord.

Het is in ieder geval een gegeven dat de klassieke/traditionele vormentaal zich gedurende ruim 30 eeuwen heeft gevormd en de huidige modernistische benadering zich slechts, in de kern, 1 eeuw oud is? Is de klassieke vormentaal...Liefdevol? Is de modernistische vormentaal Liefdevol? Laat een ieder zijn of haar eigen intuïtie "spreken"...

NOVIOTECTO is de benadering die de klassieke vormentaal en traditie respecteert en vandaar uit tracht te onderzoeken ( research & development) waar de werking van het bouwen en architectuur in gelegen is. Indien inzicht is verkregen in deze werking, dan zal de ontwerper/architect en andere bouw betrokkenen het bouwwerk begrijpen en ervaren. Artisticiteit en intellect zijn dan verweven met de werking en zullen op dat moment een bijdrage geven aan de werkelijke betekenis van het gebouw... Progressiviteit en innovatie (zo dat noodzakelijk blijkt) van de bouw betrokkenen zijn op een "gezonde" wijze onderdeel van het bouwwerk... Anders benoemd: Het traditionele is de basis en modernistische is slechts het " vernieuwings fenomeen". De werkelijke betekenis van dit "vernieuwings fenomeen" zal blijken indien dit vanuit een zekere logica ontstaan is..... Modern heeft in dit opzicht altijd een verbinding met de werking....Het is in deze benadering dat de werking van de Hollandse bouwwerken uit de jaren 30 van de vorige eeuw door de meeste mensen gewaardeerd wordt... Een ieder begrijpt en ervaart deze bijzondere bouwwerken...Vernieuwende elementen zijn harmonieus in een traditioneel geheel geïntegreerd. Het bovenstaande zou kunnen impliceren dat modernistische bouwwerken uberhaupt geen betekenis hebben...In dat verband verwijs ik naar uw intuitie én naar het loslaten van identificatie. Er zullen dan ongetwijfeld bouwwerken als betekenisvol aangemerkt worden!

 

Traditie betekent slechts het overdragen van kennis, kunde en verworvenheden in een samenleving of een cultuur. Daarin zijn bepaalde vaste waarden en normen onderdeel. De traditie heeft betekenis voor een samenleving of cultuur. Een traditie wordt ook gekenmerkt door samengaan van de meest uiteenlopende  verschillen: alle verschillen die zijn afgestemd op een specifieke betekenis. Dit in tegenstelling tot de westerse modernistische cultuur, die juist gelijkheid nastreeft op basis van het idee van "maakbaarheid": verschillen zijn daarin ondergeschikt of worden genivelleerd. Tradities worden juist gekenmerkt door het erkennen van verschillen. Zoals eerder is aangegeven:  het erkennen van verschillen is de eerste aanzet naar respect: respect dat verschil onderdeel is in het dagelijks leven... Het omgaan met deze verschillen: dat is de uitdaging. De natuur is hier het voorbeeld par excellence..transformatie, verschillen en aanpassing als bepalende aspecten. Traditie is dan ook onderhevig aan transformatie, verandering en het Zijn van verschillen: als dat aspecten zijn, die op een logische en vanzelfsprekende wijze in de samenleving of cultuur geïmplementeerd kunnen worden, dan is dát wat beschouwd kan worden als modern. Moderniteit ( in levensbeschouwing en benadering) heeft een relatie met het hedendaagse én zal als impuls van "nieuwheid" beschouwd kunnen worden. Moderniteit creëert abstractheid: elementen die "uniek zijn in zichzelf"... DESIGN... Het unieke welke in stand gehouden moet worden en niet kan/mag transformeren.. Feitelijk in tegenspraak met haar benadering, welke progressie hoog in het vaandel heeft staan...Moderniteit heeft ook gevolgen voor de architect. De architect is verworden tot DESIGNER.. een bouwdesigner..

Ook het "moderne" ontkomt niet aan het proces van transformatie en verandering en zal daardoor "verouderen". Het modernistische axioma dat de "tijdgeest" tot uitdrukking moet komen staat haaks op het streven naar de creatie van het "tijdloze"...De Moderne architectuur wordt als ideaalbeeld vereerd, maar men vergeet hierbij dat men feitelijk een traditie in stand houdt. De Moderniteit heeft nog een opmerkelijk fenomeen laten ontstaan: een museum. Feitelijk een bouwwerk waarin uit de context geplaatste voorwerpen tentoongesteld worden. In zekere zin een "doods"/ levenloos fenomeen, maar ook krampachtig/behoudend/conservatief - in tegenspraak met de benadering van Moderniteit...   

Feitelijk is het benoemen van traditie en moderniteit onderdeel van een door de mens gecreëerde onderscheiding of zelfs polarisatie (identificatie). NOVIOTECTO creëert... Tijd is geen factor: de bepalende factor is betekenis en afstemming op de mens/samenleving. Indien dat op een juiste wijze plaatsvindt is dat óf tijdloos, óf het kan op een logische/vanzelfsprekende wijze transformeren. Het is dan ook hierin dat de klassieke vormentaal op allerlei wijze lokale en culturele invloeden heeft ondergaan, die hebben geleid of waarin de volksarchitectuur (vernacular architecture) zich heeft ontwikkeld. Een ontwikkeling op wereldschaal met name in het kader van een koloniale context. 

Daarnaast is het opmerkelijk dat "men" accepteert dat een bouwwerk in een klassieke vormentaal voorzien kan worden van modernistische elementen en vormgeving (omwille van het tonen van contrast ?), terwijl "men" het ongebruikelijk vindt dat een bouwwerk in een modernistische vormgeving voorzien wordt van elementen van de klassieke vormentaal (ook tonen van contrast?!). In het interieur vindt  "men" dat overigens voor beide vormentalen geen probleem?!  Zijn "men" dogmatische architecten?, bouwheren/leken die zich identificeren met het modernisme?  "Men" wordt in ieder geval beïnvloed door een dogmatische benadering en haar identificatie...en wordt totaal op het verkeerde been gezet. Daarnaast speelt de houding van de artist/architect, die een uiterst verwarrende uitwerking kan hebben. De Luxemburgse architect Leon Krier heeft dat in één van zijn uitgaven- Choice or Fate - uit 1998 excellent verwoord:

Some artists would like to have us believe that their works and theories are so advanced that only extraordinary feats of intellectual effort and patience will reveal the profound meaning of their work. They seem to confuse the methods and goals of the artist with those of the researcher and forget that the arts are not a field of pure research. A radical distinction must be made between products designed for a general public and those for the scientific community.

 

4. TYPOLOGIE, PATRONEN  en ELEMENTEN

Typologie, patronen en elementen zijn reeds in NOVIOTECTO benoemd.  In de 19e eeuw heeft de Franse architectuurhistoricus Quatremere de Quincy een zeer betekenisvolle definitie van het begrip type omschreven: 

"Type heeft niet zozeer betrekking op het beeld van iets dat gekopieerd of perfect nagebootst moet worden, alswel op de idee van een element dat zelf als regel voor het model dient....Het artistieke model daarentegen is een object dat moet worden zoals het is; in tegenstelling daarmee is het type iets op grond waarvan werken kunnen worden geconcipeerd die in niets op elkaar lijken. In het model ligt alles van te voren precies vast; in het type blijft alles min of meer ongedefinieerd. Daaruit volgt dat de nabootsing van typen niets heeft wat gevoel en geest niet kunnen herkennen....".

Vanuit deze definitie stelt de Italiaanse architect Aldo Rossi - in zijn uitgave "De Architectuur van de Stad" - een kortere definitie: "...het type als iets duurzaams en complex, een logische uitspraak die aan de vorm voorafgaat en de vorm tot stand brengt...". Daarnaast stelt hij dat "..het type zich ontwikkelt in overeenstemming met de menselijke behoefte en met het streven naar schoonheid. Hoewel uniek en in verschillende samenlevingen toch geheel verschillend, wordt het type gedefinieerd door een vorm en een manier van leven. Hieruit volgt dat het begrip type een grondbegrip van de architectuur is, waar praktijk en theorie niet buiten kunnen...". 

Het beschouwen van een toepassing van een geheel van typen en haar diversiteit wordt typologie genoemd.    

Als voorbeeld van een type bouwwerk neem ik het amfitheater.

Het Romeinse amfitheater illustreert de ontwikkeling van theaterarchitectuur, voortkomend uit de Griekse traditie van collectieve voorstellingen met een religieuze achtergrond. De Romeinen namen deze traditie over en introduceerden gladiatorspelen, wat leidde tot de bouw van amfitheaters met een centrale arena en zitplaatsen eromheen. Deze constructies evolueerden van tijdelijke houten bouwwerken naar duurzame stenen structuren in de 1e eeuw n.Chr. Het Griekse theater verdween uiteindelijk, maar het concept van het amfitheater ging verloren met de afname van gladiatorspelen. Veel amfitheaters werden na het verval van het Romeinse Rijk omgevormd tot wooncomplexen, hoewel sommige, zoals in Nimes, zijn gerestaureerd en behouden. In de 20e eeuw kwam een nieuw type arena op, het stadion, dat elementen van het amfitheater herinterpreteert

Het stadion neemt het type amfitheater als voorbeeld. Daarnaast zijn in de loop der tijd andere nieuwe typen ontstaan: als voorbeeld airports/stations en musea, respectievelijk ontstaan vanuit de noodzaak en behoefte van de organisatie van het gebruik van vliegtuigen/treinen en het tentoonstellen van bijzondere voorwerpen/collecties. 

Elementen zijn bouwkundige en architectonische onderdelen van bouwwerken. Ze zijn empirisch ontstaan en hebben betekenis voor bouwen en architectuur. Voorbeelden zijn: het platte dak, het schuine dak, constructie elementen als bogen, koepels, kolommen en balken, deuren (betekenis als binnentreden en verlaten van een ruimte), ramen (lichttoetreding en ventilatie), de toren, het hof/patio, de kelder, de zolder...

Patronen zijn vastgestelde fenomenen die de toepasbaarheid van zowel typen als elementen betekenis geven, alswel betekenis geven voor vaststaande gebruiken en handelingen/acties van de mens. Voorbeelden als het samenzijn van een groep mensen (die zich uit in een café, een theater, een plein, het sporten..), het handelen van mensen ( het shoppen, winkelen, werken), het geborgen zijn/afzonderen... De Amerikaanse architect Christopher Alexander heeft in zijn uitgave "A Pattern Language" uit 1977 een uiterst boeiende poging gedaan de patronen en samenhang te omschrijven.

Christopher Alexander en John Habraken zijn ook één van de weinigen die het onbenoembare aanhalen: zij bespreken het concept van het onbenoembare in architectuur. Alexander introduceert de "Kwaliteit zonder naam" (en patronen - zie boven) als essentiële elementen van tijdloos bouwen, terwijl Habraken het ontwerpproces als een afstemming op een "veld" beschrijft, waar potentie en kwaliteit aanwezig zijn. Beide benadrukken dat architectuur dichter bij de gebruiker moet komen en dat de rol van de architect meer dienstbaar moet zijn. Hun benadering blijft echter abstract en mist de verbinding met spiritualiteit.

Niet-westerse fenomenen zoals Feng Shui en Vastu bieden nieuwe inzichten in het onbenoembare en kunnen helpen bij het begrijpen van culturele verschillen in architectuur. Dit kan leiden tot een herwaardering van universele waarden in verschillende culturen.

Tot zover kan verondersteld worden dat de essentie van het bouwen en architectuur te vinden is in een nader te verklaren - onbenoemd/spiritueel- fenomeen: alom aanwezig als "veld"/"een lagen structuur"/"energieveld"- kortweg "energieveld"genoemd (NB het "energieveld"is een ander begrip als wat Habraken voor "veld" voor ogen heeft) . Dit fenomeen wordt gevoed door kosmische energie, energie van de mens en energie van de Aarde/Natuur. Zo men dat zou kunnen veronderstellen, zijn typologie en patronen, de door de mens/cultuur gevormde aspecten, in dit "energieveld". Typologie en patronen zijn geen vaststaande aspecten. Zij hebben alleen betekenis voor zover zij afstemming hebben op de mens in gebruik en symboliek. Verandering van gebruik en symboliek laat een nieuwe typologie en nieuwe patronen ontstaan: naast de reeds aanwezige typologie en patronen óf in plaats van "verouderde"typologie en patronen. Voorbeelden zijn hierboven omschreven.

De TRIADE is in afstemming met dit "energieveld": de bron van energiewerking. Het benoemen van traditie is in dit verband niet aan de orde; in die zin dat iedere cultuur door zijn "eigen"energieveld wordt gekenmerkt.

Typologie, patronen en elementen zijn niet alleen relevant in architectuur, maar ook in gebruiksvoorwerpen binnen elke cultuur. Voorbeelden zijn bestek, meubels, kleding en vervoersmiddelen. De autobranche volgt ook deze typologie, waarbij elk merk voortkomt uit een basismodel en zijn eigen karakter behoudt, ondanks innovaties zoals de overgang van paardenkracht naar verbrandings- en elektromotoren. De uitdaging blijft om het karakter van de auto te behouden, vooral met de mogelijkheid van nieuwe energievormen die het ontwerp van voertuigen kunnen veranderen.

5. ORNAMENTEN en VERSIERING

De afbeeldingen tonen traditionele gebruiksvoorwerpen/onderdelen en de wijze waarin deze " opgebouwd "/gemaakt zijn. In het maken ontstaat een patroon, die de aard van het maken verduidelijkt zonder enige pretentie, anders dan wat het is. Het is hier dat het ambacht/vakmanschap zich toont in een persoonlijke kunstuiting; een keuze in mogelijkheden om verschillende patronen toe te passen. Patronen in afstemming met het materiaal en de gebruiksfunctie. Het maken die in afstemming is op de samenleving: een ieder ervaart, begrijpt en beleeft deze afstemming op een harmonische wijze.

In het kort benoemd: het is hier dat de essentie van het bouwen en architectuur te vinden is... Zoals eerder aangegeven is het bouwwerk immers niet anders dan een gebruiksvoorwerp. Detaillering is een afstemming van materialisering, in overgangen, maatvoering en verhoudingen. De Griekse bouwkunst heeft dit tot in de essentie ontwikkeld en uitgewerkt. Decoratie /ornamentiek/versiering van de klassieke bouwkunst heeft hier zijn oorsprong. In relatie met kunst ligt er een zekere symboliek aan ten grondslag die een afstemming heeft op het onbenoembare, ofwel de spiritualiteit. De oorsprong van de Griekse (en daardoor klassieke) bouwkunst is gelegen in de tempelbouw. In symboliek is een relatie aanwezig met rituelen en dierenoffers en daarbij gebruikte voorwerpen en guirlandes. Het is op deze wijze onderdeel geworden van het bouwen en architectuur... De uitwerking van deze symboliek (een afstemming op spiritualiteit) in decoratie en ornamentiek is dan ook niet als toevoeging te beschouwen. Het heeft van oorsprong een wezenlijke betekenis. Een betekenis in de Griekse cultuur, die wij momenteel niet meer kennen. Daarnaast zijn de vormen geperfectioneerd en is gezocht naar ultieme verhoudingen en geledingen. Het vakmanschap stond in directe verbinding met spiritualiteit. Door het niet begrijpen van deze aspecten is een willekeurige toepassing van elementen/decoratie ontstaan... Het is hier dat Adolf Loos zijn betoog "Ornament is een Misdaad" hield... Adolf Loos verwierp de overdaad en toevoegingen van decoratie/versiering en ornament, maar verwierp het wezen van de ornament niet, omdat hij begreep dat het onderdeel was van het bouwen. Zijn betoog is puur gericht om de overdaad van decoratie/versiering en ornament te vermijden; een reductie i.p.v. een volledig verwerpen. In ornamentiek wordt tevens een overgang én typering van materialen getoond. Materialen met hun eigen karakter en bouwfysische aspecten. Elk materiaal heeft een bepaalde werking en uitwerking in spirituele én materiele/pragmatische zin  (bijv krimp en uitzetting). Het traditioneel bouwen erkende het eigene van de bouwmaterialen en paste deze op een respectvolle wijze en kunstzinnige wijze toe in het bouwwerk, door reliefwerkling en overgangen juist te accentueren. Dit is tegenstelling met de modernistische benadering van het bouwen en architectuur, die naden en overgangen negeren en bouwwerken nastreven die als het ware meubelstukken zijn die geplaatst zijn in de publieke ruimte (maar geen onderdeel zijn van de publieke ruimte)... 

De afbeeldingen hiernaast, uit begin 1900, van de Duitse architect Constantin Uhde dragen bij tot het begrijpen van traditie.....en begrijpen van  "het wezen van het bouwen". Als voorbeeld de traditionele/ Egyptische / Griekse cultuur, maar feitelijk betreft het iedere cultuur en de wijze van gebruiksvoorwerpen van die cultuur zijn opgebouwd...

 

6. SPIRITUALITEIT

Voor velen heeft spiritualiteit een associatie met "zweverigheid".  Dat spiritualiteit "er is", is op basis van geloof/aanname/open staan/aanvoeling en ervaring, te veronderstellen. Het is de connectie met de intuïtie van ieder mens; het luisteren naar zijn of haar intuïtie. Het is het accepteren van het onbenoembare/onverklaarbare en het een plek geven door het juist benoembaar te laten worden.

Spiritualiteit is voor vele mensen een synoniem voor religie... Een religie is feitelijk een dogmatisch spiritueel fenomeen...Waar het uiteindelijk om gaat is het onbenoembare/ mysterie van het leven en schoonheid op één of andere wijze inzichtelijk te maken... Spiritualiteit is datgene wat het onbenoembare begrijpelijk maakt. Spiritualiteit is alomtegenwoordig en is niet als "speciaal" en een losstaand fenomeen te beschouwen. Wij zijn daar allen onderdeel van... Het onbenoembare in het dagelijks leven. Bouwen en architectuur als onderdeel van het dagelijks leven heeft dan ook een directe relatie met het onbenoembare. Het onbenoembare dat "bezieling" veroorzaakt...in harmonie, maar ook in disharmonie. In disharmonie, door bewust (of onbewust / uit onwetendheid) uit te gaan van aspecten welke niet in overeenstemming zijn met de TRIADE...

 

SPIRITUALITEIT en het  BOUWEN / ARCHITECTUUR

Men bouwt ten allen tijde spiritueel, omdat het leven - en zo ook bouwen en architectuur - onderdeel is van spiritualiteit / het onbenoembare. Het is dan ook onzinnig om te spreken over Spiritueel Bouwen. Men bedoelt daar eerder mee, met een zekere bezinning of devotie het bouwproces en het bouwen te benaderen. Spiritualiteit kent slechts harmonie - disharmonie en daarin tussenliggende hoedanigheden. Intuitie heeft afstemming met Harmonie. De grote religies beschouwen God / Allah / Brahma-Vishnu-Siva / Boeddha als de Ultieme Harmonie. De afstemming op deze Ultieme Harmonie is de mysterie van het Leven.  Goed / Slecht / Mooi / Lelijk... zijn slechts menselijke, polariserende en subjectieve begrippen. Zo er Harmonie is, zo er ook Disharmonie is: op ultieme wijze gesymboliseerd in het Chinese Ying Yang principe. Ying Yang toont ons cycli van wisselende kwaliteiten/hoedanigheden. Harmonie heeft disharmonie "nodig" om tot het de Ultieme Harmonie te komen. Intentie geeft de afstemming op harmonie, maar ook in disharmonie...Ethiek is het fenomeen wat leidend is in de juistheid/moraliteit.  

Kan een onjuiste intentie samengaan met juist vakmanschap? Kan een juiste intentie samengaan met onjuist vakmanschap? Onjuist heeft twee zijden: bewust of onbewust...de keuze of houding van de mens. Energiewerking in relatie met de Kosmos en Natuur zijn in Geomantische zin te onderscheiden als Harmonisch tot Disharmonisch, al naar gelang men kennis en kunde heeft van haar werking. De mens als onderdeel van de Kosmos en Natuur heeft eveneens het vermogen tot het creëren van Harmonische of Disharmonische energie. De westerse modernistische samenleving is zich echter nog niet geheel bewust hiervan. Bewuste onjuistheid geeft een sterkere disharmonische energiewerking dan onbewuste onjuistheid: maar de werking is disharmonisch. Het is hier waar het westerse modernistische bouwen en architectuur zijn disharmonische uitwerking heeft en haar vakmanschap niet compleet is....

Om terug te komen op het bouwen en architectuur in het algemeen: alle "grote" culturen in de wereld hebben hun "eigen" Klassieke Bouwen en "eigen" vertaling van de TRIADE. Het Klassieke Bouwen in de westerse cultuur is slechts één van die culturen. De basis van dat Klassieke Bouwen ligt in de toepassing van een zekere orde/methodiek die zowel aanwezig is bij bouwwerken voor volksgebruik (vernacular architecture - een architectura minor) als bij voorname bouwwerken voor het publieke gebruik (een architectura maior). 

 

Wat in ieder geval vastgesteld kan worden dat de klassieke vormentaal een nog levendige en gesproken taal is en daardoor betekenis heeft voor de mens en samenleving voor zowel de westerse als niet westerse cultuur. De betekenis ligt eveneens in de logische constructie van de klassieke vormentaal. Krachtafdracht is hierin harmonisch; de materialen hebben "zo min mogelijk te lijden". Dit in tegenstelling tot de modernistische bouwwijze, waarin materialen door gekunstelde constructies inwendige krachten/spanningen (druk- en/of trekkrachten/momenten) moeten zien op te nemen. Deze krachtwerking is permanent aanwezig in het bouwwerk en geeft een disharmonische werking: "materiaalmoeheid" en bezwijken van constructie tgv de zwakste schakel in het geheel. 

De kolom- en de uitkragingsconstructies zijn duidelijke voorbeelden van resp. de klassieke en de modernistische benadering. Keuzes die ook uitwerking hebben op het modernistische fenomeen duurzaamheid.....

Daarnaast zullen we moeten erkennen dat het bouwen en architectuur in de niet-westerse culturen een gelijkwaardige betekenis heeft. In afsluiting van dit onderdeel van het betoog is het wezenlijk te realiseren dat de klassieke vormentaal niet als dé bepalende vormentaal beschouwd moet worden voor de toekomst. De klassieke vormentaal is niet "goed" en de modernistische vormentaal is niet "slecht". Met een juiste intentie en het werkelijk luisteren naar onze intuïtie en kennis en kunde van omgaan met energiewerking, zal in de toekomst een geheel andere vormentaal gebruikelijk kunnen zijn. Speculeren heeft geen zin... We leven in het Nu..Essentieel is dat wij, naast onze eigen traditie, nog steeds kunnen leren van niet-westerse culturen. De inspiratie welke vele architecten putten uit het Islamitische, Chinese en Japanse bouwen en architectuur is al van vele tijden. Inspiratie is slechts één stap; het ervaren, beleven en begrijpen en spiritueel inzicht is een volgende - diepgaandere- stap.

 

7. GEOMANTIE

Geomantie is een fenomeen welke de relatie toont tussen de mens/levende wezens, de Natuur en de Kosmos enerzijds en de relatie van de mens met zichzelf en door hem/haar gecreëerde objecten (bouwwerken) anderzijds. 

Geomantie is een samenstelling van de woorden/begrippen GEO- en -MANTIE: beiden zijn afgeleid uit het Grieks : GEO - AARDE en MANTEIA - VOORSPELLEN ( het WAARZEGGEN, het LEZEN). Geomantie: het voorspellen van/uit de aarde. Hier komen twee fenomenen samen; de Aarde en het voorspellen: het schijnbaar zichtbare én onzichtbare. Geomantie als wetenschap van aanwezigheid en werking  van kracht en energie van/in de Aarde. Degene met kennis en kunde van GEOMANTIE wordt een GEOMANT genoemd.

De essentie van GEOMANTIE is de aanwezigheid en werking van krachten en energie die op verschillende wijze uitwerken:

  1. In/ van de Aarde (Natuur) zelf

  2. in relatie met de Kosmos

  3. de afstemming van deze krachten en energie: op de mens 

  4. de afstemming van de mens: op deze krachten en energie

 Ad 1 - Tellurische krachten, energie en straling ( aardstralen, bodemverstoring, atmosferische verstoring e.d.): door de mens als negatief/schadelijk/verstorend/disharmonisch ervaren en beleefd.

Ad 2. - Kosmische kracht, energie en straling in afstemming met Aardse hoedanigheid (Leylijnen, Leycentra, maar ook in en van levende (natuur)wezens (bomen, planten, berg/steenformaties tot wat beschouwd wordt als mythische magische wezens; elfen en kobolden). De mens ervaart deze energie en krachten over het algemeen als positief/harmonisch.

Ad 3. - Plaatskeuze voor vestiging/stichting of sacrale handeling van de mens; zowel in vermijden van voor de mens negatief (disharmonisch) werkende krachten, energie en straling áls het gebruiken van positief (harmonisch) werkende krachten, energie en straling. 

Ad 4. - De mens die met zijn intenties en handelen zowel harmonische áls disharmonische krachten en energie laat ontstaan. Deze energie en krachten interfereren met zowel de Aardse als Kosmische  krachten en energie. 

In disharmonische zin zijn dat elektromagnetische- en nucleaire straling, al dan niet bewust of onbewust gecreëerd. Maar ook energie en krachten ten gevolge van oorlogen, slachtingen (mens én/óf dier) en verwoestingen. Maar ook in het landschap gecreëerde onnatuurlijke bouwwerken als stuwdammen, (grootschalige) infrastructuur - industrie, spoorweg emplacementen  en luchthavens-  en steden. Ook landschappelijke ingrepen, als het kappen van bossen/oerwoud en mijnbouw hebben een disharmonische werking. 

In harmonische zin zijn het: alle handelingen van de mens, die de Aardse en Kosmische kracht- en energiewerking respecteerden/respecteren. Alle traditionele culturen in de wereld hadden/hebben een afstemming op GEOMANTIE. De handeling/benadering kan sterk verschillen, maar de afstemming is overeenkomstig. De overeenkomstige factor is het SPIRITUELE; de essentie van energiewerking van de mens, kosmos en natuur. Het is hier waar de TRIADE van NOVIOTECTO naar verwijst. Het is hier om nieuwe betekenisvolle en harmonische plekken te creëren.

Vanuit de traditie zijn de Hindoeïstische Vastu Shastra en Chinese Feng Shui geomantische verhandelingen die mondeling en schriftelijk overleverd zijn. In de Arabische cultuur (Pre- Islamitisch) is een geomantische verhandeling overlevert, die gebruik maakt van symbolen die in het zand worden geschreven; de wijze waarop deze worden gesteld vormt het voorspellen.  De Westerse cultuur heeft slechts een beperkte mondeling en schriftelijke geomantische verhandeling overlevert ( zie GENIUS LOCI).

Daarnaast zijn op basis van intuïtie en persoonlijke aanvoeling door Westerse geomanten verhandelingen en boeken uitgegeven, die GEOMANTIE verder verdiept hebben en toegankelijk hebben gemaakt voor een ieder. Ook hebben zij veelal een eigen praktijk om mensen te ondersteunen in ondersteuning van het omgaan met geomantische principes en handelingen. Ik verwijs hier met name naar:

de Nederlander Dick van den Dool (www.gaialogie.nlen de Sloveen Marko Pogacnik (www.markopogacnik.com).   

NOVIOTECTO erkent GEOMANTIE als essentieel fenomeen voor het bouwen en architectuur. Het is hierin dat SPIRITUALITEIT als fenomeen een wezenlijk aspect wordt in het bouwen en architectuur. Het is hier dat het traditionele bouwen en architectuur beleefd, ervaren en begrepen werd en wordt door een ieder: zonder benoeming van het waarom, hoe en wat. Sacrale en voorname bouwwerken werden volgens geomantische principes opgericht op plekken met bijzondere energiewerking.  De dagelijkse “onvoorname” bouwwerken (zoals woningen)  werden op een plek zonder disharmonische energiewerking opgericht óf ook op plekken met bijzondere energiewerking. Daarnaast zijn in de loop der tijd vele bouwwerken gesitueerd op locaties met een negatief/disharmonische werking of zijn dergelijke energie in loop der tijd op locatie ontstaan.  

In het traditionele bouwen  werden geomanten altijd geraadpleegd of bezat de bouwmeester geomantische gaven. De samenleving zag in dat deze benadering de eerste garantie was om haar als geheel leefbaar te maken. Het is hier dat specifieke riten en symboliek in het bouwen en architectuur zijn betekenis had en dat de individuele kunstuiting van de vakman/ambachtsman een afstemming had op het collectieve aspect van de samenleving.   

Het is van belang dat wij de traditionele geomantie niet klakkeloos overnemen. Gebruiken, riten en symboliek hebben voor de huidige tijd geen of onvoldoende betekenis, omdat wij geen onderdeel meer zijn van die cultuur en het dagelijks leven van destijds. Uiteraard kunnen wij wel lering trekken van de betekenis. Zo is Vastu Shastra en Feng Shui te benaderen.

Onze opgaven in het bouwen en architectuur zijn steeds weer nieuw of vernieuwend. Een bewustwording van GEOMANTIE en haar afstemming is daarin essentieel. De TRIADE van NOVIOTECTO is een slechts een aanzet, die een zekere abstractheid in zich heeft, omdat er geen formule of handleiding gegeven wordt om een bouwwerk concreet tot stand te laten komen: …juist niet zou ik zeggen!

Laat uw intuitie spreken...Erken de plekken op Aarde met bijzondere energie- en krachtwerking én stem (met respect)  bouwwerken af op deze plekken én richt bouwwerken op in de juiste intentie.

Ik stel voor: neem kennis van Dick van den Dool en Marko Pogacnik en laat hun kijk op GEOMANTIE op zijn minst tot u inwerken…

Zij geven de aanzet naar een leefbare AARDE.  Is dit niet iets waar wij in ons hart naar streven?

8. UNICITEIT

Uniciteit verwijst naar het unieke en onderscheidende aspect van iets, vooral in architectuur en kunst. Het idee van "genieën" in deze velden, zoals architecten en kunstenaars, kan leiden tot een valkuil waarin zij zichzelf als uitzonderlijk beschouwen. De Catalaanse architect José Antonio Coderch heeft hierover in 1961 een betoog gehouden. Uniciteit in architectuur heeft een sterke relatie met de publieke ruimte, in tegenstelling tot andere kunstvormen die vaak privé zijn. De modernistische cultuur waardeert uniciteit, maar de betekenis ervan is tijdelijk en kan leiden tot een overvloed aan "kloonkunstenaars". Werkelijke kunst en architectuur zijn tijdloos en authentiek, zonder pretentie. Iedereen is op een unieke manier waardevol, wat diversiteit in eenheid creëert.

Een afsluiting met een citaat van Jose Antonio Coderch, uit het bovengenoemde artikel; geschreven in een tijd waarin globalisme al sterk gevorderd was. 

..."No, I do not believe that it is geniuses that we need today. I believe that geniuses just happened, they are neither means nor ends. Neither do I think that we need Popes of architecture, nor great doctrinaires and
prophets (I am always doubtful of those) . . . I think that above all we need good schools and good professors. We must take advantage of what remains of our constructive tradition, and particularly of our moral one, in this epoch when our most beautiful words have lost their true meaning.
. . . We must make it so that thousands and thousands of architects think less about Architecture, money, and the cities of the next millennium, and
more about the very fact of being an architect. We need them to work with a rope attached to their feet, so that they cannot drift too far away from the land in which they have roots, nor from the men and women that they know best."...

 

9. Le Corbusier en mijn zoektocht

De architect/artiest Le Corbusier is één van de protagonisten van de architectuur van 20e eeuw en heeft een betekenisvolle bijdrage geleverd aan de moderne architectuur. In 1992 - werkzaam bij het architectenbureau Atelier PRO - kreeg ik van een collega een boek over het oeuvre van Le Corbusier cadeau. Dit boek leidde tot een diepgaande studie van Le Corbusier, die aanvankelijk niet mijn grootste interesse had, maar wel een belangrijke invloed was op andere architecten die ik destijds bewonderde. Het focussen op Le Corbusier's werk gaf mijn zoektocht in de architectuur een andere dimensie. 

Een studie die uiteindelijk bekroond werd door een intensief contact met één van de laatste projectarchitecten van Le Corbusier: de Franse architect José Oubrerie; destijds woonachtig in de Verenigde Staten en - naast zijn werk als architect- werkzaam als professor op de Columbia University, Verenigde Staten (aanleiding:  direct na mijn bouwkunde studie stuitte ik in de ramsj op een boekwerkje over een merkwaardig ontwerp: een kerk in Firminy van Le Corbusier; in de ontwerpfase had José een aanmerkelijke bijdrage geleverd.. het ontwerp fascineerde mij en vormde inspiratie voor een ontwerp voor de Prijsvraag voor een kerk voor het Derde Millennium, uitgeschreven door het Bisdom Rotterdam in 1996). 

Het intensieve contact met José Oubrerie was gedurende de periode 2001 - 2008, een periode wat voor hem zeer bijzonder is geweest, omdat één van de laatste projecten van hem met Le Corbusier voltooid werd: ....de kerk in het Franse Firminy.

De eerste schetsen dateren uit 1961. Na het overlijden van Le Corbusier in 1965 heeft José Oubrerie getracht het op eigen naam te voltooien. De bouw is in 1970 aangevangen en definitief gestaakt in 1978 toen het betoncasco op ca 1/3 gereed was. In 2003 werd José Oubrerie benaderd door de Franse Minister van Cultuur, met het verzoek om de kerk te voltooien, echter niet als kerk, maar als dependance van het Museum van Moderne Kunsten in St. Etienne. De voltooiing was in 2006: het bestaande betoncasco werd volledig gerestaureerd en kon nog steeds als basis dienen. Een bijzonder project met een bijzondere persoonlijkheid José Oubrerie (overleden op 10 maart 2024 in de respectabele leeftijd van 91 jaar).

Zijn contact met hem is mij zeer dierbaar...Wij hebben elkaar meerdere malen ontmoet, ook in Nederland. Uiteindelijk was zijn contact ook een afsluiting van mijn "project Corbu". José gaf mij ook de stimulans om mijn weg in te slaan. Hij begreep mijn  zoektocht en noemde mij  - The New Aldo - ; een verwijzing naar Aldo van Eyck, die hij zeer bewonderde; zijn project de Pastoor van Arskerk in Den Haag in het bijzonder..

Project Corbu werd door mij definitief afgesloten in 2009: na vele jaren waren vragen voor mij beantwoord...Symbolisch dat dát juist kort na de voltooing van kerk van Firminy plaatsvond.   

Het is ook danzij  project Corbu, dat ik inzicht heb gekregen in de moderne architectuur en stedenbouw en het gaf mij uiteindelijk inzicht om de triade van Vitruvius en de aspecten op te kunnen stellen. Voor alle duidelijkheid wil ik hierbij aangeven dat ik nog steeds Le Corbusier respectvol benader. Zijn zoektocht, media genieke persoonlijkheid, "laboratorium werkwijze",  Modulor en drive blijven fascinerend en inspiratief. Corbu is een event, in de geest zoals José Antonio Coderch aangaf. Het dagelijkse leven vraagt een andere houding en benadering. Het is op zich frappant dat ik na Project Corbu weer terugviel in mijn oorspronkelijke fascinatie voor de klassieke vormentaal en de vernacular architecture. Juist vanwege de afstemming op het dagelijks leven en bewustwording dat deze taal nog steeds een afstemming heeft met de triade van Vitruvius en de aspecten en daardoor met de mens. Hiermee niet gezegd hebbende dat deze taal tijdloos en zaligmakend is en blijft. Ondanks mijn kritiek op de modernistische architectuur zijn daarin ontwikkelingen die ik respecteer, koester en waardeer.

De zoektocht blijft doorgaan: net zoals Corbu dat op zijn wijze deed...Hij was overigens ook gestart met de klassieke vormentaal..In zekere zin was zijn latere Modulor benadering een getransformeerd aspect van deze vormentaal.

De illustraties geven slechts een summiere impressie.

10. CULINAIR 

Culinair verwijst in het kort naar alles wat te maken heeft met eten, bereiding en de kunst van het koken: in kennis en kunde...Het lijkt wel ARCHITECTUUR....! Zelfs de GENIUS LOCI is een aspect...

Laat ik maar gelijk een simpel, maar wezenlijk,  ingredient als "element" als voorbeeld nemen: de tomaat. Een vrucht? een groente die zijn weg heeft gevonden in de traditionele Italiaanse keuken, maar opzich geen hoogstaand culinair product is.

De tomaat komt oorspronkelijk uit Midden-Amerika en werd door de Spanjaarden als sierplant naar Spanje gebracht. Italianen hebben door selectie en kruising een eetbare rode variant ontwikkeld, die vanaf de 19de eeuw populair werd in de Europese keuken, vooral in Italië. De tomaat, oorspronkelijk gezien als sierplant, werd door handelscontacten en innovatie verder ontwikkeld tot verschillende eetbare varianten, wat aansluit bij de ontwikkeling van de Westerse moderniteit.

In de culinaire wereld is er een sterke focus op zowel traditionele gerechten als experimentatie. Traditionele gerechten zijn vaak het resultaat van zorgvuldige bereiding en kwalitatieve streekgebonden ingrediënten, waarbij de nuances van de kok zichtbaar zijn. Veel van deze gerechten hebben een lange geschiedenis en worden als waardevol beschouwd, zelfs door mensen met een modernistische levensstijl. Daarnaast kunnen ook uitheemse ingrediënten deel uitmaken van culinaire tradities, vergelijkbaar met ontwikkelingen in architectuur.

De Westerse voedselindustrie introduceert voortdurend nieuwe producten en ingrediënten, vaak met een biologisch label dat duurzaamheid suggereert. Consumenten kunnen kiezen tussen "slechte" gemodificeerde producten en "goede" dure biologische opties. Deze laatste zijn echter voornamelijk toegankelijk voor de hogere sociale klasse, terwijl de rest vaak afhankelijk is van goedkopere, ongezondere alternatieven zoals McDonald's en KFC.

Aan de samenleving wordt het biologisch voedsel als een buitengewone kwaliteit gepresenteerd, terwijl dat juist de kwaliteit zou moeten zijn die vanzelfsprekend is. Verwissel hierin het woord biologisch door duurzaamheid en de vergelijking met het bouwen en architectuur wordt duidelijk.

De tomaat heeft wereldwijd een belangrijke culinaire betekenis, vooral in Italië, maar innovaties zoals blauwe of langwerpige tomaten zijn niet te verwachten. Culinaire verfijning draait om aandacht voor kwaliteit en vakmanschap, waarbij intuïtie en dienstbaarheid ook een rol spelen. Fusion-gerechten zijn in opkomst. De vraag naar insectenvoeding roept twijfels op over de keuze om deze te ontwikkelen in plaats van te focussen op bestaande, gevarieerde voedselbronnen. De nadruk op duurzaamheid in voedselproductie lijkt niet altijd logisch, en er is een gevoel dat de verfijning en regionale tradities in de moderne culinaire wereld verloren gaan. Een ander aspect wat vermeldingswaard is, is de relatie van het culinaire en het servies. Ook hier heeft heeft de klassieke vormentaal en traditie zijn uitwerking: denk aan de specificiek op een gerecht afgestemd bestek en porceleinservies - als voorbeeld de amuse lepel, de druivenschaar., de soepterrine....Een uiting van Klasse en verfijndheid, die wij totaal kwijt zijn geraakt.

Noot: ethiek en dierenleed is een ander facet in de culaire wereld; hoe hiermee om te gaan is eveneens een uitdaging. Feit is dat het vegatarisme een consequente benadering is, die veelal op een kwalitatief hoogstaande wijze wordt ondersteund. Ook hier een uitdaging.

 

11. STEDEBOUW of STEDENBOUW ?

De Hollandse modernistische maakbaarheids-cultuur weet haar eigen roots niet meer...

De nieuwe spelling heeft het oorspronkelijke begrip stedebouw gewijzigd in stedenbouw. Men ging volledig voorbij dat stedebouw betrekking had op het bouwen van een stede. Stede was een begrip voor een plaats, een plek, een boerderij,een hof, een ensemble van bouwwerken: een fenomeen waar ons woord stad van is afgeleid. Door een onjuiste spellingsoverweging is het woord stedenbouw nu opgenomen in de Hollandse taal; als een correctie van het woord stede, als verbuiging van het woord steden. Feitelijk is het woord stedenbouw juist; als het bouwen van steden. Maar het bouwen van een stede is ook nog steeds van toepassing, los van een beschouwing of dát valt onder architectuur of stedenbouw...?Traditionele culturen zijn hierin meer overtuigend...Die bouwen een omgeving voor de mens...Daarin zijn bouwwerken met betekenis (wat wij benoemen als architectuur), bouwwerken met een noodzakelijke, maar onbenoembare betekenis en een verzameling van bouwwerken (stede), die in groter verband als een stad worden verklaard/geidentificeerd. De gehele omgeving was een volgroeide samenhang.   

Stedenbouw/urbanisme is een ander fenomeen, welke is gerelateerd aan het bouwen en architectuur: in een grotere schaal en in relatie met omgeving/landschap en inrichting (ruimtelijke ordening/planologie /infrastructuur/ verkeerstechniek/ kadaster  / weg- en waterbouw). Ook hier blijkt de westerse modernistische cultuur te falen, omdat stedebouw/ruimtelijke ordening in dezelfde benadering wordt bedreven als het bouwen en architectuur. Het is nog desastreuzer vanwege de schaalvergroting en de directe en langdurige uitwerking voor de samenleving. Ook hier zijn de triade van Vitruvius en de zeven aspecten aan de orde, al is het in een ander verband. De modernistische cultuur tracht een zekere grens te stellen tussen het bouwen/architectuur en stedebouw, maar loopt ook hier stuk op haar benadering. Het zijn m.n. de Italiaanse architect Aldo Rossi en de Luxemburge architecten Rob en Leon Krier die, resp., in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw dit op een overtuigende wijze hebben verwoord, in de publicaties L'Architettura Della Citta (1966), Stadtraum (1975) (Urban Space 1979) en The Reconstruction Of The City (1978). 

Eén van de hoofdaspecten voor een urbane context is de mogelijkheid tot een spontane transformatie, dwz de context respecteren en op een logische/noodzakelijke wijze aanpassen in afstemming met sociale, economische en culturele ontwikkelingen. Zo zijn alle traditionele woonomgevingen in de wereld gegroeid. Urbane opzet in rasterpatronen met regelmatige kavels werden door spontane ontwikkelingen getransformeerd in onregelmatige kavels en bouwwerken, hetgeen een impuls tot leefbaarheid werd of anders gezegd: leefbaar gemaakt tot een zekere schaal/grootte bereikt was (letterlijk in grootte van de stad en figuurlijk in de sociale/culturele context). Naast pragmatische factoren speelden in het landschappelijke en urbane juist geomantische factoren! : het vermogen tot leefbaarheid. Wij zijn dát vermogen tot leefbaarheid ook hier kwijt geraakt...

Naast de bovengenoemde publicaties die meer in afstemming zijn met de traditionele benadering van de stad is momenteel de benadering van de Nederlandse architect Rem Koolhaas leidend. Zijn uitgaven Delirious New York en S M L XL, uit resp. 1978 en 1995 worden door vele architecten en architectuur onderwijs mondiaal omarmd. 

Rem Koolhaas ziet de stad als een chaotisch, voortdurend veranderend systeem dat niet maakbaar is volgens één ideaal. Hij waardeert dichtheid, fragmentatie en globalisering als bronnen van creativiteit en innovatie, maar erkent ook dat dit leidt tot identiteitsverlies en oppervlakkigheid. In plaats van utopische plannen analyseert hij wat de stad is, en gebruikt die complexiteit als vertrekpunt voor nieuwe architectuur en strategieën.

Op zich een interessante benadering, waar in onderdeel 14. MODERNITEIT versus TRADITIE beknopt op wordt ingegaan en ook in het nader uit te werken aspect van de BIDONVILLES, SHANTYTOWNS, FAVELAS, SLOPPENWIJKEN; in deze ontwikkelingen past welk stedenbouwkundige theorie en geomantie niet meer: daar is een ander krachten- en transformatie systeem aan de orde. Gezien de omvang en betekenis is juist in deze fenomenen een inzicht en studie noodzakelijk om te begrijpen, te ervaren en te beleven wat daar plaats vindt!... Daar liggen de lessen van de toekomst!!!

 

 

12. TRANSFORMATIE in het bouwen en architectuur / stedenbouw

Het fenomeen TRANSFORMATIE wordt uitstekend verwoord en verbeeld in een aantal artikelen van de Chileense architect Rodrigo Perez de Arce. Het zijn artikelen uit eind jaren 70 en begin jaren 80 van de vorige eeuw: u zult denken gedateerd, maar het tegendeel is het geval: uiterst aktueel zou ik zeggen! Vooral de insteek van - wat Rodrigo Perez de Arce introduceert- de additieve transformatie....

Hiernaast is een bestand te downloaden waarin de bovenstaande artikelen achtereenvolgens gerubriceerd zijn:

1. Urban Transformations & The Architecture of Addition

uit Engelse architectuur tijdschrift Architectural Design/4/78

2. Urban Transformations

Exhibition 24 April - 16 May 1980 - The Architectural Association 34-36 Bedford Square London WC

3. Runcorn Transformed - A long term check

uit Italiaanse architectuurtijdschrift Lotus International 36/1982

Middels tekeningen toont hij ons hoe transformatie en additie in het verleden plaatsvonden van bouwwerken en stedelijke ensembles (veelal adhv beelden uit schilderijen uit de 17e, 18e en 19e eeuw). Daarnaast geeft hij invullingen van open publieke ruimte tussen modernistische bouwwerken in de steden Chandigarh en Dacca: bouwwerken van resp. Le Corbusier en de Amerikaanse architect Louis Kahn. In het laatste artikel geeft hij een gelijksoortige invulling voor Southgate bij de Engelse stad Runcorn. Southgate is een modernistische uitbreiding in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Vermeldings waard is dat woningen aldaar, van de bekende Engelse architect James Stirling, voltooid in 1977, in 1990 sloopwaardig werden bevonden.

Is het niet opmerkelijk dat in - om het maar zo te noemen het vóór-moderne tijdperk- het dagelijks leven en daardoor het bouwen en architectuur, transformatie op een vanzelfsprekende wijze kon worden ondergaan? Bouwwerken werden uitgebreid of aangepast in een zelfde "taal"; niet alleen voorname bouwwerken, maar ook de "gewone" bouwwerken. Men herbruikte bouwmaterialen, welke kennelijk een blijvende kwaliteit hadden,  op een ongekende creatieve en esthetische wijze. Rodrigo Perez de Arce laat ook dát op een indrukwekkende wijze zien. De moderniteit en de huidige bouw - en architectuurbenadering is nog niet zover ontwikkeld om invulling te geven in deze les.  

13. BOUWKUNST, BAUKUNST, BYGGEKUNST, BYGGNADSKONST, 

ARCHITECTUUR, ARCHITECTURE,ARQUITECTURA, ARCHITETTURA, ARCHITEKTUR, ARKITEKTUR

 

Bouwkunst : Nederlands

Baukunst: Duits

Byggekunst: Noors / Deens

Byggnadkonst: Zweeds

De bovenstaande begrippen hebben een gemeenschappelijkheid in hun Germaans-taligheid. 

 

Architectuur: Nederlands

Architecture: Engels / Amerikaans

Arquitectura: Spaans / Portugees

Architettura: Italiaans

Architektur: Duits

Arkitektur: Deens

Deze bovenstaande begrippen hebben hun gemeenschappelijkheid in hun Latijn-talige oorsprong, cq met een overname van Latijn-taligheid.

Er treedt een merkwaardig verschijnsel op in de Germaans sprekende landen. Zij gebruiken twee begrippen voor een ogenschijnlijk zelfde fenomeen. De Latijn-talige landen kennen een dergelijk verschijnsel niet.  Hoe is dit te verklaren?

Vanuit de benadering van NOVIOTECTO is deze verklaring te geven.

In de Germaans-talige landen is het bouwen oorspronkelijk een fenomeen, waarin de triade van Vitruvius en de 7 aspecten leidend was. Kunstzinnigheid was in het bouwen geintegreerd, ofwel : het was onzinnig om dat te onderscheiden als een eigen aspect, omdat het geintegreerd was in het dagelijks leven en spiritualiteit. Zo dat ook bij alle andere culturen in de wereld gebruikelijk was. Er was slechts onderscheid tussen "gewone" (volks) bouwwerken en voorname bouwwerken. De Volks bouwwerken waren de woningen (boerderijen), stallen, schuren, ed. De voorname bouwwerken waren de verblijven van de elite, de tempels (of spiritueel gerelateerde bouwwerken), de raads-/rechtspraak bouwwerken, gemeenschappelijke opslagplaatsen ed. Al deze bouwwerken waren in dezelfde stijl en methodiek, echter met een specifieke ornamentering/decoratie en symboliek. Over het algemeen gebouwd met dezelfde materialen, maar veelal in duurzamere materialen, cq materialen welke een zekere status vertegenwoordigde.

Het benoemen van Kunst als een losstaand fenomeen ontstond geleidelijk aan in Italie, in de ontwikkeling van de Humanitas: de erkenning dat de ratio en verstand van de mens de essentie van zijn handelen is - maw men sloot een benadering van God/goden/ Natuur/Kosmos, ofwel spiritualiteit, uit. De kunstuiting werd met name beleefd in schilderkunst en het ontdekken van het perspectief. Tegelijkertijd werd de aandacht gevestigd op de Romeinse bouwwerken (ruines) en de daar van toepassing zijnde bouwordes ( de Dorische, Ionische, Korintische en Composiet orden). De ontdekking van Vitruvius is hierin essentieel geweest. Wat geleidelijk aan is ontstaan en wat de Renaissance architectuur kenmerkt is een "spel" met deze orden, vergezeld met een nieuwe Tuskische orde, die weliswaar door Vitruvius benoemd werd maar door hem niet als onderdeel van de orde werd beschouwd. Het "spel" kreeg een zodanige betekenis dat de voorname bouwwerken in deze orden beschouwd werden als een kunstwerk. Bouwwerken waarin met kunstzinnigheid en intellect een compositie samengesteld werd met de Klassieke orden, met licht/schaduw, vormen, verhoudingen/geometrie en materialen en kleur (in beperkte zin): het spreken in een zekere taal.

De Germaans-talige landen hanteerden vanaf een zeker moment voor deze nieuwe stijl het begrip Bouwkunst. Geleidelijk aan werd dit begrip voor alle voorname bouwwerken van toepassing. De schilder/architect kreeg zijn opleiding niet meer in een werkplaats (zoals het in het meester/leerling principe in de bouw altijd gebruikelijk was), maar in een academie. De academie was in dit geval in een vereniging van geoefende kunstenaars of geleerden met doel de wetenschap (het "spel") te bevorderen en kennis en kunde over te dragen aan meerdere leerlingen. Naast het begrip Bouwkunst hanteerde de academie steeds meer het Latijnse( Vitruvius ) begrip Architectura, hetgeen vergermaanst werd tot ARCHITECTUUR, ARCHITEKTUR,..etc. Bouwkunst / Architectuur handelde zich nog steeds in het ontwerpen en bouwen voor de elite: de kerk, de adel, de regenten, de kooplieden

Engeland is kennelijk een uitzondering, voor zover mij bekend heeft de engelse (germaanse) taal het begrip Architecture direct herleid van het Italiaans.

In Nederland is geleidelijk aan het begrip Bouwkunst in onbruik geraakt en is hiervoor het begrip Architectuur in de plaats gekomen. Bouwkunst heeft van oorsprong een relatie met het "spel" met de Klassieke Orden. Architectuur heeft dat eveneens, echter is later hiervoor toegepast.

De twee begrippen worden nog steeds naast elkaar gebruikt, terwijl er tussentijds een nieuwe ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Gedurende de jaren 20  van de vorige eeuw ontwikkelde zich, wat benoemd wordt als de Moderne Architectuur. Een nieuw "spel" van glas, beton en staal. Twee protagonisten - Nederland en Duitsland - beschouwden het spel meer als een "zakelijk"of "functioneel" fenomeen en schoven het kunst aspect terzijde, hetgeen ook tot uiting kwam in de naam van het spel: resp. het Nieuwe Bouwen en das Neue Bauen. Een consequente aanpak. 

Eind 19e eeuw/ begin 20e eeuw kregen steeds meer architecten opdrachten om woningen/ woonwijken te ontwerpen. In deze ontwikkeling werden de resultaten als Bouwkunst of Architectuur beschouwd: een nieuwe ontwikkeling. Naast voorname bouwwerken werden woningen ook onderdeel van Bouwkunst/ Architectuur. Dat zette zich mn door in de nieuwe ontwikkelingen van het Moderne Architectuur: een nieuwe taal. De Klassieke vormentaal werd als achterhaald beschouwd.

Momenteel zijn wij nog steeds onderdeel van de Moderne Architectuur. Het wonen en voorname (publieke) bouwwerken zijn hier onderdeel van: ogenschijnlijk net als het oorspronkelijk was. Ogenschijnlijk maar wezenlijk anders: in alle culturen waren de bewoners onderdeel van het bouwen en ontwikkelingen, nu worden de bewoners geconfronteerd met het "spel" van architecten, vervolgt met een ander "spel" van projectontwikkelaars en bestuur. De bewoners zijn "buiten spel"gezet....

14. MODERNITEIT versus TRADITIE

Op diverse onderdelen ben ik ingegaan op deze schijnbare tegenstelling. Mbt het bouwen en architectuur is deze tegenstelling aan de orde gesteld in een debat in 1977 en 1983 tussen de Amerikaanse architect Peter Eisenman en de Luxemburgse architect Leon Krier, waarbij Peter Eisenman stelling nam in de modernistische benadering van het bouwen en architectuur en Leon Krier pleitte voor de traditionele benadering van het bouwen en architectuur.. Beiden "groeven zich in" en commitment op onderdelen leidde tot "shake hands"...

Daarnaast is het interessant  om deze tegenstelling in de huidige tijd tegen het licht te houden, door één van de protagonisten van de Moderniteit erbij te betrekken: Rem Koolhaas. Zo de reguliere traditionele benadering van het bouwen en architectuur uitgaat van de klassieke vormentaal en een zekere oplegging van een orde en methodiek aan de samenleving gaat zijn benadering uit van de chaos en de samenleving en poogt in deze (onvermijdelijke) chaos tot betekenisvolle bouwwerken te komen. In zijn optiek is de traditie een achterhaald fenomeen en hebben wij te maken met nieuwe uitdagingen. Het lijkt een opportune benadering, die profiteert van de aanwezige chaos en deze feitelijk in stand houdt. Desondanks blijft zijn benadering interessant en is het zinvol om deze wat nader (en beknopt) te aanschouwen. De stad wordt als uitgangspunt genomen, omdat daar de vergelijking van beide benaderingen zich duidelijk uit.

Wat pleit voor de benadering van Rem Koolhaas

  • Realisme i.p.v. opportunisme: hij beschrijft wat is, niet wat we wensen; geen nostalgie, maar feitelijkheid.

  • Creatief omgaan met chaos: in plaats van "te klagen", zoekt hij strategieën om met complexiteit te werken.

  • Transformatie als kans: de stad verandert altijd; Koolhaas ziet juist potentie in die dynamiek.

  • Architect als gids: hij legitimeert chaos niet, maar helpt ons ermee om te gaan in plaats van illusies na te jagen.

Wat pleit tegen de benadering van Rem Koolhaas

  • Chaos als verdienmodel: zijn reputatie en boeken (Delirious New York, Junkspace) bestaan dankzij stedelijke wanorde.

  • Professioneel belang: OMA floreert juist in chaotische megasteden – hij heeft er baat bij dat de stadswildernis blijft bestaan.

  • Esthetisering van verval: hij maakt van chaos een stijl, zonder structureel de oorzaken (kapitalisme, consumptie, fragmentatie) te bestrijden.

  • Bestendiging van neerwaartse spiraal: door chaos te accepteren, draagt hij bij aan chaos; met gevolg de teloorgang van beschaving?

 

Zoals eerder aangegeven ligt deze kwestie anders in de benadering van NOVIOTECTO: de kern van de zaak ligt in een axioma, die er vanuit gaat dat wetenschap zoals in het verleden is ingezet en zich doorzet in de huidige tijd en toekomst op een dood spoor zal belanden. Moderniteit en wetenschap zoekt en zal uiteindelijk uitkomen op spiritualiteit en daardoor op leefbaarheid.... Wetenschap kan dan alleen betekenisvol zijn indien zij is ingebed in het kader van spiritualiteit. In dat kader is een algemene stelling opgesteld. Een stelling die een bijdrage wil leveren voor de toekomst: voor de mens en daardoor ook voor het bouwen en architectuur. Hoe en wat? De beruchte uitdaging...De bewoner is dan weer in het "spel" betrokken...

 

Een nieuwe horizon: wetenschap geworteld in spiritualiteit

In een tijd waarin wetenschap en technologie vaak worden gezien als hoogste maatstaf, groeit het besef dat deze weg onvolledig is. De kern van de huidige crises – ecologisch, sociaal en existentieel – ligt in het vergeten van de spirituele dimensie.

De boodschap is eenvoudig en krachtig:
Wetenschap heeft slechts blijvende betekenis wanneer zij ingebed is in spiritualiteit, het overkoepelende geheel dat de mens, de natuur en de kosmos verbindt.

Waar de moderniteit probeerde te bouwen zonder geest, ontstond leegte en fragmentatie. Maar juist nu wordt duidelijk: de wetenschap zelf zoekt – vaak onbewust – naar eenheid, harmonie en zin. Dit verlangen wijst naar spiritualiteit als fundament.

Een visioen voor de toekomst
Wanneer moderniteit en wetenschap hun plaats hervinden binnen een spiritueel geheel, ontstaat de mogelijkheid van een werkelijk betere wereld:

  • Onderwijs dat hoofd én hart vormt.

  • Economie die draait om welzijn in plaats van winst.

  • Technologie die in harmonie werkt met mens en aarde.

  • Samenleving die zorg draagt voor komende generaties.

Oproep
De tijd is rijp om dit inzicht te omarmen. Laten we moderniteit niet verwerpen, maar heroriënteren. Wetenschap blijft onmisbaar, maar slechts als dienaar van het grotere geheel. Dan pas kan vooruitgang leiden tot wijsheid, verbondenheid en vrede.